zaterdag 7 november 2009

God (4)















Mevrouw Overmaat ontving mij met moederlijke warmte in haar stofvrije appartement in Middelburg. De chique dame in mantelpak was een medium van faam en fel gekant tegen het oproepen van geesten. De afgelopen maanden werd ik overmand door heimwee, ik wilde naar Huis, maar niet dood. Misschien kon gene zijde mij de weg wijzen. ´Zeg maar Rita hoor,´ zei ze toen ik op de bank tegenover haar zat.

Zonder enige gêne deed ik verslag van mijn zoektocht naar God, over de verleidingen en kwetsuren. Mevrouw Overmaat pakte haar pendel en uit de driftig draaiende bewegingen maakte zij op dat ‘Vader God’ ons zijn zegen en groen licht gaf. Haar geloofsverhaal boeide mij matig en mijn aandacht dwaalde af naar de porseleinen hondjes en danseresjes in de vensterbank, die ik met woonwagens associeerde.

Het liep tegen het middaguur. Mevrouw Overmaat nodigde mij uit voor een lunch aan een strak gedekte tafel met witte boterhammen, roomboter en vleeswaren op een zilveren schaaltje. Na het dankgebed vroeg ik me af wat ik hier in godsnaam zocht. Dat ongemak werd versterkt omdat deze dame, met licht paars gepermanent haar, non-verbaal pretendeerde mij nog wel iets te kunnen leren. Ik at mijn boterham met rookvlees in stilte.

Tijdens het smeren van mijn tweede boterham raakte mevrouw Overmaat in trance. Met haar hoofd licht voorover hellend en haar ogen half geloken, begon zij wat te zuchten en te brommen. Dat vormde een vreemde combinatie met de saaie tikken van de Friese klok. Ik stopte met smeren en voelde mij nog ongemakkelijker. Was dit het werk van ´Vader God´ of de fatale beroerte van mevrouw Overmaat?

Met een ruk richtte zij haar hoofd op, keek mij strak aan en sprak met zware mannenstem: ‘Simeon, Simeon, ik ben het, Ibrahim’. De klont roomboter viel van het mes, een rilling liep over mijn rug en tegelijkertijd was dit tafereel lachwekkend. ‘Simeon, ik sta altijd achter jou. Je zult God vinden en je taak volbrengen. Blijf met mij verbonden, ik ben het, Ibrahim’. Hoofdschuddend kwam mevrouw Overmaat uit haar trance en vroeg mij: ‘Wat heb ik je doorgegeven?’. Summier deed ik verslag, het ging haar eigenlijk niets aan. Dit was tussen mij en Ibrahim. Mijn heimwee was gegrond.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten