zondag 8 november 2009

God (5)














De spiritistische werkgroep was zoetsappig en zweverig, ik kon het niet nalaten flauwe grappen te maken. ‘René, jouw grootmoeder komt door met een boodschap’, fluisterde het medium, ‘ik zie haar omringd door stapels boeken’. ‘Dat kan mijn oma niet zijn, die las alleen de VARA-gids’, schertste ik. De deelnemers irriteerden zich aan mijn ironie, behalve Carolien, een aantrekkelijke leeftijdsgenoot. Zij kon haar lach amper bedwingen.

In die dagen vond ik veel vrouwen aantrekkelijk. Omdat ik gelezen had dat ´droog´ staan de ontvankelijkheid voor God en de zijnen zou vergroten had ik mezelf seksuele onthouding opgelegd. Het werkte niet, na vier weken keek ik zelfs naar bejaarde vrouwtjes bij de bushalte. Maar ik wilde volhouden en mijn libido tot zwijgen brengen zodat de Heer er een monnik bij kreeg.

Na de bijeenkomst vertelde Carolien dat zij via mediamieke weg begrepen had dat wij in de toekomst samen zouden werken. Mijn nieuwsgierigheid en onderdrukte erotiek waren gewekt en diezelfde week bezocht ik de single in haar arbeiderswoninkje. Zij vertelde dat zij een partner had. Hij, haar tweelingziel, huisde aan gene zijde en wachtte op haar.

Carolien wilde mij als compagnon omdat ik over aanvullende energie zou beschikken. Samen konden wij mensen met medische klachten genezen. Haar voorstel sprak mij niet aan. Net als de Heilige Franciscus beschouwde ik het menselijk lichaam als Broeder Ezel, een voertuig voor de ziel en daar moest je vooral niet teveel aandacht aan besteden.

Zij bemerkte mijn onuitgesproken weerstand en stak een dinerkaars aan. ‘Let op’, zei ze, ‘kijk naar de kaars’. Al snel begon de vlam te wakkeren en droop het kaarsvet langzaam naar beneden. Binnen een kwartier vormde zich langs de kaars een wassen plastiek van zo’n zeven centimeter. Verbaasd keek ik naar een mannetje op een trap, hij klom naar boven.

Carolien blies de kaars uit en liet mij foto’s zien van figuurtjes uit kaarsvet. Engeltjes, hartjes, stelletjes in omhelzing, roosjes en symbolen, die ik niet kon duiden. Zorgvuldig rolde zij de kaars in keukenrolpapier en gaf de ‘boodschap van boven’ aan mij mee. Het was een curieus fenomeen, maar ik zag er geen boodschap in. Op weg naar huis besloot ik de pelgrimage in mijn uppie voort te zetten. Ik ging niet meer naar de bijeenkomsten van de werkgroep.

Een paar maanden later kreeg ik een telefoontje van een deelneemster uit de groep. Carolien was gestopt met haar medicijnen en na een kort ziekbed overleden. Zij wilde bij haar ware zijn. Na het gesprek pakte ik de kaars uit de la van mijn bureau. Verlatenheid en zeurend verdriet overvielen mij, maar godzijdank geen schuld of schaamte. ‘Ik hoop dat je nu happy bent, Carolien’, bad ik in stilte terwijl ik over de rug van het mannetje streek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten